“Een knalavond”, riep een toeschouwer die zei dat hij er verstand van had…
Drama, geluk, tragiek en romantiek… het kwam afgelopen vrijdag 23 november allemaal voorbij op het door Shantykoor Kattuks Volk voor de tweede keer georganiseerde Driekorenfestival in Tripodia. En humor natuurlijk, want hoe zou je anders het harde leven van een zeeman kunnen verdragen. Net als vorig jaar had het Kattuks Volk het Rijnsburgse Shanty/Gezelligheidskoor De Vlietzangers en het Shantykoor Skuytevaert uit Katwijk uitgenodigd voor een gezamenlijk optreden en net als toen werd het een bruisende avond met het publiek, geholpen door de op de muur achter de zangers geprojecteerde teksten, als vierde koor. Een koor van maar liefst 400 man!
Shantykoor De Vlietzangers, dat gezelligheid hoog in het vaandel voert, opende de avond met Mooi Volendam, een lied vol nostalgie om voorbije tijden. Daarna klonk het droevige Tabee Ouwe Reus over een schip dat zijn laatste vaart doet en vervolgens de solo Jungen, komm’ bald wieder. Toen het volgende lied er een van een moeder was die haar zoon niet wilde laten gaan omdat haar man ook al niet van zee was teruggekomen, begon men zich af te vragen wat die Vlietzangers eigenlijk onder ‘gezelligheid’ verstonden, al was de wijs van dit lied vreemd genoeg wel heel vrolijk. Maar daar kwam het. De Vlietzangers maakten met het Shantylied West Zuid West van Ameland in een swingend arrangement een mooie overgang naar het lichtere genre en eindigden met een vrolijke, lange Amsterdamse Medley waarin o.a. de Olieman met zijn Fordje, de Orgelman met zijn Pierement en de Amsterdammer met z’n Pikketanissie voorbijkwamen. De op de wand achter het koor geprojecteerde tekst kon hier wel achterwege blijven, want het publiek zong alles zonder meer uit het hoofd mee. Op het podium rondden De Vlietzangers hun optreden helemaal in stijl af door in polonaise het toneel af te marcheren, daarbij begeleid door een enthousiast meezingend en -klappend publiek.
Na de pauze begon Shantykoor Skuytevaert met het zeemanslied Sloop John B, waarin een matroos het zwaar heeft en naar huis wil, gevolgd door Duizend Mijlen en De Zuiderzee. Weer even terug naar de traditionele, serieuze songs , rustig en mooi gezongen en door het publiek al snel overgenomen. Vóór de zangers het I am Sailing inzette werd het publiek uitgenodigd te gaan staan en mee te bewegen en zo deinde de hele zaal mee met het romantische lied dat velen nog kennen in de uitvoering van Rod Stewart. Dat een zeeman ook van het land kan houden bleek uit het lied Siërra Madre del Sur waarin de schoonheid van een bergketen in het zuiden van Mexico wordt bezongen. Maar altijd verlangt de zeeman naar huis, naar zijn geliefde en zijn geboortegrond. In de Mingulay Boatsong malen de zeelui er niet om hoe woest de zee is of hoe hard het stormt. Ze zijn op weg naar huis en trotseren elk gevaar om nu zo snel mogelijk hun vrouw weer in de armen te kunnen sluiten. En over gevaar gesproken, de zee is ook het domein van de piraten en daarover zingt het Shantykoor Skuytevaert in hun uitsmijter, het Zeeroverslied. Op de wijs van Ay Ay Jippie Jippie Jee gaat dat trouwens met een vette knipoog over die ‘gevaarlijke’ piraten. Zing in gedachten maar even mee: “De kap’tein die heeft een eikenhouten been/met een ingelegde wit ivoren teen/En op zondag loopt die ouwe/met een gouden been te sjouwen/dat ie ’s morgens netjes oppoetst met een zeem”.
In het derde blok van de avond was het de beurt aan het organiserende Shantykoor Kattuks Volk. Een gemengd koor, hetgeen voor een heel andere klankkleur zorgt dan bij koren die alleen uit mannen bestaan. Mooi plaatje ook op het podium met hun fel rode (voor de vrouwen) en blauwe (voor de mannen) overhemden. De liederen van dit koor zijn weer heel anders dan van de vorige. Kattuks Volk zong vrijdagavond vooral verhalende liederen, bijna (en dat is niet oneerbiedig bedoeld) smartlappen: In Blonde Arie klonk de eenzaamheid die een vrouw bleef na het niet terugkeren van zee van haar man, Blonde Arie, in “En altijd varen er schepen aan Katendrecht voorbij, maar de schuit van Blonde Arie is er nog steeds niet bij.” Ook het lied over de jongen uit het arme gezin, die om zijn ouders te ontlasten aanmonstert op een schip naar Indië, daar uiteindelijk blijft en zijn ouders nooit meer terugziet, valt in die categorie. Maar ook zij kennen de vrolijke noot wat blijkt wanneer zij het lekkere John Brown en Roeien op het wad ten gehore brengen. Opvallend is dat bij dit koor de muzikanten de gelegenheid krijgen hun kunnen te tonen in muzikale intermezzo’s. Kattuks Volk sloot zijn optreden af met het mooie Mull of Kintyre van Paul McCarthy en oogstte daarmee een welverdiend groot applaus.
Driemaal is Scheepsrecht?
Maar dan is het nog niet afgelopen. Kattuks Volk voorzitter Kees Houwaard nodigt de andere koren op het podium voor een gezamenlijke grand finale. Ze zingen Mooi Vissersdorp (een ode aan Katwijk) en Schuif maar aan en Dein maar mee, wat het publiek zich geen twee keer laat zeggen en helemaal opgaat in het geheel; het mag eigenlijk nog niet stoppen, vindt men. Toch sluit Kees Houwaard af met bloemen voor de dirigenten, de technici en de gastmuzikanten en veel dank aan het enthousiaste publiek en… met een toegift natuurlijk. Nog één keer klinken de ca. 500 stemmen van publiek en koorleden tezamen bij het allerlaatste lied: Het Kleine Café aan de Haven. Een zeer geslaagd tweede Driekorenfestival. Wellicht huldigt Kattuks Volk de zeemanswijsheid Driemaal is Scheepsrecht en organiseert het volgend jaar dit mooie evenement nog een keer. Aan belangstelling zal het ze in ieder geval niet ontbreken.